‘Er is weinig kennis over onze sector bij het grote publiek’ – in gesprek met groep De Pendelaars

Akkerbouwers Wiebe Goodijk en Arjen Bouma merken dat de groepsbijeenkomsten weer moeten groeien, maar ze vertrouwen er op dat dit weer gaat komen. De eerste excursie staat ondertussen gepland. Daarnaast fungeert de ondernemersgroep als klankbord van de Friese Milieu Federatie: ‘We kunnen beter praten met elkaar dan over elkaar.’

Wiebe Goodijk is mede-eigenaar van firma Goodijk. Een Fries familiebedrijf dat al meer dan honderd jaar bestaat. Ooit begonnen als akkerbouwbedrijf met inmiddels een veehouderij en ook een tuinbouw erbij. Arjen Bouma is zijn collega en ook eigenaar van een akkerbouwbedrijf met voornamelijk pootgoed in Berlikum, dat al ruim tweehonderd jaar in de familie is. 

Arjen en Wiebe zijn ooit begonnen als deelnemers aan precisielandbouw De Wadden, dat veranderde in Stichting Veldleeuwerik en inmiddels zitten ze beiden in het Duurzaam Praktijknetwerk Akkerbouw (DPA). Hun groep heet De Pendelaars en bestaat uit zo’n 15 leden.


Hoe gaat het met jullie groep?

Wiebe: ‘Er gebeurt nu niet zoveel, dat heeft ook met corona te maken. We waren nog nauwelijks gestart en toen konden we niet meer samenkomen. Natuurlijk kunnen we het gewoon weer oppakken en onze begeleider Dirk Osinga probeert dat ook wel maar nu is dat nog niet het geval. We hebben het ook gewoon druk. Bij de vorige groep precisielandbouw ging dat wat makkelijker. Dat liep al en de lijntjes waren kort. Dus als er in de zomer of lente een paar dagen regen voorspeld werd dan konden we al snel bij elkaar komen. Nu zal dat ook wel weer gebeuren maar het moet nog groeien.’

Arjen: ‘We kwamen altijd bij mensen thuis of één van de deelnemers regelde een locatie zoals een buurthuis of café. Dat kon natuurlijk de laatste jaren niet. We hebben nu een excursie naar de Boerderij van de Toekomst staan in juni, maar als het met de werkzaamheden lukt dan komt er misschien eerder een bijeenkomst.’


Waarom zijn jullie aangesloten bij het netwerk?

Wiebe: ‘De technische inzichten zijn natuurlijk altijd belangrijk en het intensief bezig zijn met bodem en gewas vond ik ook altijd interessant. Maar het belangrijkste is ook wel het sociale contact en elkaar spreken en praten over het bedrijf en alles wat erbij komt kijken. Daarom denk ik dat dat hier ook wel weer opgepakt wordt.’


Welk onderwerp houd je als akkerbouwer bezig?

Wiebe: ‘De hele wet- en regelgeving op dit moment, dat is vandaag de dag het grootste probleem. De onzekerheid maar ook alle regels en normen waar we aan moeten voldoen. Ik ben bijvoorbeeld meer tijd kwijt met het certificeren en het gebruik van de juiste gewasbeschermingsmiddelen dan aan het gewas zelf, dat lijkt me niet de bedoeling. De verhouding lijkt zoek want er is veel meer chemische rotzooi in omloop en mensen vergeten vaak dat ze zelf ook veel spullen in hun keukenkastjes en badkamers hebben.’

Arjen: ‘Er is weinig kennis over deze sector bij het grote publiek. In oktober stond de voorzitter van de Friese Milieu Federatie  in de Leeuwarder Courant. Hij vond dat gebruik van bestrijdingsmiddelen minstens 400 meter van woningen af moest. Voor de duidelijkheid, wij hebben 120 hectare. Als we gaan doen wat hij wil dan houd ik nog maar 6 hectare over om te bespuiten. Mensen weten vaak ook niet waarom we spuiten en wat er gebeurt met aardappels als we dat niet zouden doen.’

‘Samen met een paar anderen van de groep heb ik hem uitgenodigd voor een gesprek en dat is heel goed gegaan. We kunnen beter samen praten met elkaar dan over elkaar. Uit het gesprek bleek dat er niet heel veel praktijkkennis is. Ik heb aangeboden dat we als complete groep wel als klankbord kunnen fungeren. We wisselen onderling veel kennis uit want we zijn een diverse groep akkerbouwers – ook met biologische boeren erbij. Maar op deze manier zouden we ook naar buiten toe onze kennis kunnen delen. Dat is hard nodig want ik zie wel dat de consument steeds verder van de producent afstaat. Al denk ik wel dat de oorlog in de Oekraïne het beeld van ons als Nederlandse voedselproducenten gaat veranderen. Het is makkelijk om in tijden van overvloed kritiek te hebben maar zodra er schaarste dreigt dan wordt het een andere zaak. Ik vind het verschrikkelijk dat we er een oorlog voor nodig hebben, laat dat duidelijk zijn.’


Hoe zien jullie de toekomst van het bedrijf voor je?

Wiebe: ‘Gelukkig hebben wij opvolgers dus voor ons bedrijf zie ik de toekomst wel zonnig in. Nu is er misschien maatschappelijk meer kritiek op ons maar dat komt ook omdat er de laatste jaren een meer dan ruim voldoende aanbod is aan voedsel, een luxepositie en dat wordt nu gezien de situatie in de wereld duidelijker. Hopelijk kunnen we veilig en gezond voedsel blijven leveren en als bedrijf ook gezond blijven. Tot slot denk ik dat we zoveel mogelijk energie uit de natuur moeten halen: wind, zon en biomassa. Het Duurzaam Praktijknetwerk Akkerbouw heeft ook een rol bij die veranderingen.’