Katrien Termeer over zelforganisatie boerengroepen: ‘Pak de positieve regie!’

Zelforganisatie in de landbouw maakt zijn opmars. Niet voor niets riep Ingrid Jansen, directeur-bestuurder van Stimuland, 2023 uit tot het jaar van de zelforganisatie en zelfregie. De huidige politieke ontwikkelingen geven datzelfde signaal af: boeren en burgers willen het heft weer meer in eigen hand nemen. Maar hoe begin je als boerengroep eigenlijk aan zelforganisatie? En wat is er voor nodig om het te laten slagen? De Wageningse hoogleraar bestuurskunde Katrien Termeer deelt haar visie.

Een gemeenschappelijk doel als drijfveer

‘Zelforganisatie of zelfregie is, als je het mij vraagt, dat boeren en burgers zichzelf organiseren om met elkaar te kijken: ‘hoe kunnen we onze acties afstemmen om een gemeenschappelijk doel te bereiken?’. Dat gemeenschappelijke doel is van belang. Het is prima om te beginnen met een praatclubje, maar zelforganisatie gaat verder dan dat. Je zal moeten bepalen wat je met elkaar bereiken wilt, waar je de positieve regie wilt pakken. Met de nadruk op positief: wat wil je als groep bijdragen, hoe wil je invulling geven aan opgaves die er liggen? Toen ik in 2013 onderzoek deed naar zelforganisatie bij boeren in de Noordelijke Friese Wouden (Noardlike Fryske Wâlden) kwam heel duidelijk naar voren dat zij zélf als collectief het natuurbeheer voor hun rekening wilden nemen. Ze hadden sterk het gevoel: ‘dit kunnen wij beter dan de overheid’ en dat bond hen. Die drive is nodig voor een goede start.

 

Intern afstemmen

Als eenmaal de stip op de horizon staat, komt de volgende vraag: ‘Wat is nodig om daar te komen?’. Toewerken naar een gemeenschappelijk doel vraagt om interne afstemming. Wil je bijvoorbeeld samen het landschap beheren? Dan moet je bindende afspraken maken. Wiens middelen gebruiken we, wat doen we op wiens grond? Het is hierbij noodzakelijk om af te wegen hoe individuele belangen zich verhouden tot het collectieve. Om conflicten voor te zijn zal je van tevoren een aanpak moeten opstellen voor als het misgaat binnen de groep. Procesbegeleiding door een onafhankelijke partij helpt om op tafel te krijgen wat iedereen wil en om scherp te maken hoe je uiteindelijk van ideeën naar uitvoering gaat. Die partij moet inhoudelijk goed onderlegd zijn, zodat ze verschillen en wrijving kan begrijpen en duiden, maar ook kan waarborgen dat het realistisch blijft.

 

Vier kleine stapjes

Er komt dus best veel bij kijken voordat je als een zelforganiserend collectief, bijvoorbeeld in de vorm van een stichting, functioneert. Mijn tip is dan ook om met kleine stapjes te beginnen. Ga behapbare dingen samen doen. Organiseer eens een paar avonden, om kennis uit te wisselen en van elkaar te leren. Verbind enkele landschapselementen met elkaar en kijk hoe dat gaat. Werk eens een idee uit, zoals snoeiafval gebruiken voor energieopwekking. Als je samen een succesje boekt, hoe klein dan ook, moet je het vieren. In de Noordelijke Friese Wouden begonnen de boeren met samen uitzoeken hoe ze de administratie voor agrarisch natuurbeheer beter konden doen. Daar bleken ze uitstekend toe in staat en dat smaakte naar meer gezamenlijke initiatieven. Je hebt iets om samen trots op te zijn. Zo leer je elkaar ook beter kennen en groeit het onderlinge vertrouwen.

 

Betrokkenheid van buiten

Natuurlijk kan je die kleine stapjes ook inzetten in het ‘naar buiten’ toe gaan. Neem burgers mee in je plannen. Ga je iets doen met biodiversiteit? Nodig dan de lokale natuurclub uit of doe een oproep aan burgers die geïnteresseerd zijn in vogels en insecten. Laat ze ook actief meedoen: betrek ze bijvoorbeeld in de monitoring of op een kennisavond. Met dat soort acties zet je jezelf op de kaart en laat je de gemeenschap zien waar je voor staat. Tevens geef je richting de overheid een helder signaal af, zo van: ‘we zijn écht bezig, het is menens’. Door jezelf te organiseren en je eigen succes te claimen bouw je gezag op. Laat dus maar zien hoe bekwaam je bent. Dat komt altijd weer van pas wanneer je je als betrouwbare partij wilt presenteren.

 

Vertrouwen geven én krijgen

Wat betreft vertrouwen scheppen ligt er voor de overheid ook absoluut een taak. Tegen beleidsmakers zou ik zeggen: neem boerengroepen die zichzelf organiseren serieus. Als de boeren iets te bieden hebben, luister daar dan naar. Tuurlijk mag je bij bepaalde plannen zeggen: ‘ik vind dit gewaagd’ of ‘hebben jullie hier wel rekening mee gehouden?’ maar ga dan verder met elkaar in gesprek. Geef liever het voordeel van de twijfel dan een plan bij voorbaat af te kappen met een ‘dat kost ons teveel tijd’ of ‘dat past niet in ons beleid’. Wanneer boerengroepen de ruimte krijgen om de positieve regie te pakken, kan het duurzaamheidstransities een boost geven. Misschien gaat het proces met horten en stoten, maar dat hoort erbij. Zonder wrijving geen glans: dat geldt voor alles, en hiervoor dus ook!’